Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0445

Datum uitspraak2002-01-29
Datum gepubliceerd2002-03-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.010150/01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

De RECHTBANK in het arrondissement ALKMAAR Parketnummer: 14.010150/01 Datum uitspraak: 29 januari 2002 OP TEGENSPRAAK V E R K O R T V O N N I S van de Rechtbank in het arrondissement Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen "Almere Binnen i.o." te Almere-Buiten. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2002. 1 TENLASTELEGGING Aan de verdachte is onder 1. primair ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de nacht van 7 op 8 juni 1999 in de gemeente Harlingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in uit een woning aan de [straatnaam]) weg te nemen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vooraf-gaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (in een woning aan de [straatnaam]) [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) het volgende heeft gedaan: verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) - zijn/is met een auto vanuit Alkmaar naar (de directe omgeving van) de [straatnaam] te Harlingen gereden, en/of - hebben/heeft aldaar een (waak)hond doodgeschoten, en/of - zijn/is voorzien van bivakmutsen en/of handschoenen en/of een of meer (vuur)wapen(s), althans daarop gelijkende voorwerpen, naar de voordeur van die woning van [slachtoffer 1] gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Aan de verdachte is onder 1. subsidiair ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 7 en/of 8 juni 1999 in de gemeente(n) Alkmaar en/of Harlingen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van de/het misdrijven/misdrijf van artikel 312 lid 2 Wetboek van Strafrecht (diefstal met geweldpleging) en/of artikel 317 lid 1/3 Wetboek van Strafrecht (afpersing) en/of een of meer andere misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een of meer bivakmuts(en) en/of handschoenen en/of kleding en/of een of meer (vuur)wapen(s), althans daarop gelijkend(e) voorwerp(en), kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad. Aan de verdachte is onder 2. ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 28 juni 1999 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning aan het [straatnaam], met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (een bedrag van ongeveer f 400,-- en/of een bedrag van ongeveer f 4000,--), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel braak en/of verbreking en/of inklimming, en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (uit een kluis) en/of twee paspoorten en/of autosleutels, in elk geval enig geldbedrag en/of enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hieruit dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), na een ruit van een pui te hebben vernield, door de aldus onstane opening die woning is/zijn binnengegaan, voorzien van een masker en/of bivakmuts, in elk geval een vermomming, terwijl verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) een (vuur)wapen, in elk geval (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en), in de hand had(den), waarna door verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) werd geroepen "geld, geld" en/of "de kluis, waar is de kluis", althans woorden van dergelijke strekking en/of "ga op de grond liggen", althans woorden van dergelijke strekking en/of door verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, werd gericht op die [slachtoffer 2] en/of verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met plastic strips de handen en/of voeten van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] bijeen hebben/heeft gebonden. Aan de verdachte is onder 3. ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 05 juli 1999 in de gemeente Heiloo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand in/aan het Hoekstuk heeft weggenomen een portefeuille (inhoudende een geldbedrag van (ongeveer) f 1083,40 aan buitenlandse valuta), in elk geval enig geldbedrag en/of enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-AMRO bank NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geld en/of goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van genoemde bank, te weten [werknemer 1] en/of [werknemer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat - verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met een (bedrijfs)auto, merk Toyota, type Pickup, (waarop/waaraan een of meer (spoor)bielzen waren/was bevestigd, althans aangebracht en/of een hoeveelheid (betonnen) tegels waren neergelegd) een of meermalen achteruit rijdend tegen een gevel van dat pand zijn/is gereden, achter welke gevel een kantoorruimte was gelegen en in welke ruimte die [werknemer 1] en/of [werknemer 2] zich bevonden, waardoor die bielzen en/of die auto door (een ruit in) die gevel is geramd, en/of - verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (vervolgens) (met een bivakmuts op het hoofd) door de aldus ontstane opening dat pand zijn/is binnengegaan. Aan de verdachte is onder 4. ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 01 oktober 1999 in de gemeente Castricum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een autobedrijf aan de Soomerwegh (Shell-shop) heeft weggenomen een kluis en/of een geldbedrag (ongeveer f 44.345,86), in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan "Autobedrijf R.T.C. Baltus BV", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door met een auto een of meermalen tegen een glazen pui en/of tegen de (achter die pui staande) kluis aan te rijden. Aan de verdachte is onder 5. ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de nacht van 30 april 2000 op 1 mei 2000 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen NH, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van weder-rechtelijke toeëigening in/uit een pand aan het [straatnaam] heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) f 3750,--, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2 BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij in de nacht van 7 op 8 juni 1999 in de gemeente Harlingen tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straatnaam] weg te nemen enig geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en/of met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld in een woning aan de [straatnaam] [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1], het volgende heeft gedaan: verdachte en zijn mededaders - zijn met een auto vanuit Alkmaar naar de directe omgeving van de [straatnaam] te Harlingen gereden, en - hebben aldaar een waakhond doodgeschoten, en - zijn voorzien van bivakmutsen en handschoenen en (vuur)wapens, naar de voordeur van die woning van [slachtoffer 1] gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstan-de, dat hij op of omstreeks 28 juni 1999 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning aan het [straatnaam], met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer ¦ 400,= en een bedrag van ongeveer ¦ 4.000,=, toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag uit een kluis en twee paspoorten en autosleutels, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedrei-ging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hieruit dat verdachte en zijn mededaders, na een ruit van een pui te hebben vernield, door de aldus onstane opening die woning zijn binnengegaan, voorzien van een masker en/of bivak-muts, terwijl verdachte of een van zijn mededaders een vuurwapen, in de hand had, waarna door verdachte of een van zijn mededaders werd geroepen "geld, geld" en "de kluis, waar is de kluis" en "ga op de grond liggen" en door verdachte of een van zijn mededaders een vuurwapen werd gericht op die [slachtoffer 2] en verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met plastic strips de handen en voeten van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bijeen heeft/hebben gebonden. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 5 juli 1999 in de gemeente Heiloo tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan het Hoekstuk heeft weggenomen een portefeuille (inhoudende een geldbedrag van ¦ 1.083,40 aan buitenlandse valuta), toebehoren-de aan de ABN-AMRO bank NV, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 1 oktober 1999 in de gemeente Castricum tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een autobedrijf aan de Soomerwegh (Shell-shop) heeft weggenomen een kluis en een geldbedrag van ¦ 44.345,86, toebehorende aan "Autobe-drijf R.T.C. Baltus BV", waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, door met een auto tegen een glazen pui en tegen de achter die pui staande kluis aan te rijden. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij in de nacht van 30 april 2000 op 1 mei 2000 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen NH, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan het [straatnaam] heeft weggenomen een geldbedrag van ¦ 3.750,=, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3 BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 4 NADERE MOTIVERING De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte van het onder 4. ten laste gelegde feit zou moeten worden vrijgesproken. Ter onderbouwing van dit betoog heeft de raadsman -samengevat- het volgende aangevoerd: 1) Uit het door de politie op de plaats van het misdrijf verrichte sporenonderzoek blijkt niet of het bij het bemonsterde bloed ging om "vers" dan wel "oud(er)" bloed, en 2) Ten onrechte heeft een vergelijking plaatsgevonden tussen het DNA-profiel dat is verkregen door analyse van het aangetroffen bloed en het DNA-profiel (opgenomen in de DNA-profielregistratie van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Rijs-wijk) dat eerder was ontleend aan een referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte. Nu dit laatste monster is genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte dat is geëindigd met een sepot, had bedoeld profiel moeten worden vernietigd. In dit verband heeft de raadsman anticiperende toepassing bepleit van de huidige, strakkere regelgeving met betrekking tot het bewaren c.q. vernietigen van DNA-profielen. De rechtbank gaat aan het verweer voorbij en overweegt daaromtrent als volgt. ad 1) Uit het proces-verbaal van bevindingen en het onderzoeksverslag, dat de technische recherche heeft opgemaakt met betrekking tot het aantreffen en bemonsteren van een hoeveelheid bloed op de plaats van het misdrijf blijkt uitdrukkelijk dat dit bloed werd aangetroffen op een stuk glas van de kort daarvoor vernielde/ingeslagen ruit. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit bloed, gelet op deze bevindingen, redelijkerwijze niet afkomstig zijn van een ander dan van een van de daders van deze inbraak. ad 2) Ten tijde van het maken door de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut van de door de verdediging betwiste vergelijking van de beide hierboven aangeduide DNA-profielen was met betrekking tot de registratie nog van kracht het Reglement DNA-Profielregistratie Gerechtelijk Laboratorium d.d. 10 mei 1994. Artikel 7, lid 1 van dit reglement bepaalde dat een DNA-profiel direct diende te worden vernietigd ingeval de geregistreerde ten onrechte als verdachte was aangemerkt. Gesteld noch gebleken is dat de strafzaak tegen de verdachte, in het kader waarvan op 18 februari 1999 een referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte is genomen, op deze grond is geseponeerd. De rechtbank acht dan ook de registratie en vergelijking van DNA-profiel, waarvan het resultaat is neergelegd in het N.F.I.-rapport van 9 oktober 2000, rechtmatig. Dat er op een later tijdstip een wijziging van de regelgeving op dit punt heeft plaatsgevonden doet aan het voorgaande niet af. Het beroep van de verdediging op anticiperende werking van de huidige regelgeving wordt dan ook verworpen. 5 STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1. primair bewezenverklaarde levert op: Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oog-merk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het onder 2. bewezenverklaarde levert op: Afpersing, en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Het onder 3. bewezenverklaarde levert op: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Het onder 4. bewezenverklaarde levert op: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak. Het onder 5. bewezenverklaarde levert op: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. 6 STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de straf-baar-heid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7 MOTIVERING VAN DE STRAF De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich met mededaders schuldig gemaakt aan een gewapende overval en een poging daartoe, een ramkraak op een bankgebouw, een snelkraak op een benzinestation en een bedrijfsinbraak. De uit de werkwijze van de verdachte en zijn mededaders gebleken professionaliteit, zoals die blijkt uit het gebruik van wapens, vermomming en van tevoren gereed gezette (gestolen) vluchtauto's, en brutaliteit, zoals het doden van een waakhond en het op klaarlichte dag plegen van een overval op een bankgebouw, alsmede het toegepaste grove geweld, waardoor in een aantal gevallen grote financiële schade ontstond, maken op burgers grote indruk, waardoor het gevoel voor veiligheid zeer ernstig wordt aangetast. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de recht-bank in het bijzonder gelet op het op naam van de ver-dachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 19 juli 2001, waaruit blijkt dat de verdachte vanaf zijn zestiende jaar terzake van vele vermogens- en geweldsdelicten tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de maatschappij moet worden beschermd tegen daden als thans bewezen zijn verklaard. De enige sanctie die daaraan een bijdrage kan leveren is oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van lange duur. 8 BENADEELDE PARTIJ De benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], [adres], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van ¦ 1.200,= (544,54 euro) wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. primair bewezenverklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voorzover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. 9 SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte met de mededaders naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade ten bedrage van ¦ 1.200,= (544,54 euro), die door het in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van de vervangende hechtenis heft de op te leggen verplichting niet op. 10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. 11 BESLISSING De rechtbank: 11.1 Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. 11.2 Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. 11.3 Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar. 11.4 Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZEVEN JAREN. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. 11.5 Wijst toe de vordering van de benadeelde partij. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van 544,54 Euro aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], [adres], als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voorzover het verschuldigde bedrag reeds door de mededaders is voldaan. 11.6 Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van 544,54 Euro, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeven dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate, voorzitter, mr. A.S. van Leeuwen en mr. L.J. Saarloos, rechters, in tegenwoordigheid van J.S.J. Boekel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 JANUARI 2002. De RECHTBANK in het arrondissement ALKMAAR Parketnummer : 14.010150/01 O Datum uitspraak: 29 januari 2002 OP TEGENSPRAAK V O N N I S EX ARTIKEL 36e, WETBOEK VAN STRAFRECHT van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen "Almere Binnen i.o." te Almere-Buiten, hierna te noemen: [verdachte 1]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2002. 1 VORDERING De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht, zal vaststellen op ¦ 18.143,08 en dat [verdachte 1]- de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 110 dagen. Blijkens zijn toelichting op de terechtzitting baseert de officier van justitie de vordering op de stelling dat [verdachte 1] in de strafzaak wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de baten van de onder 2., 3., 4. en 5. bewezen verklaarde feiten. 2 GESCHATTE BEDRAG VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL De rechtbank is van oordeel dat de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden opgelegd. De rechtbank schat het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel op het gevorderde bedrag. 3 DE GRONDEN VOOR HET GESCHATTE BEDRAG VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL De rechtbank grondt haar beslissing dat [verdachte 1] de verplichting moet worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vooraleerst op de feiten en omstandigheden, zoals opgenomen in het hierna te noemen vonnis van deze rechtbank en kamer van 29 januari 2002, en in het hierna te noemen procesverbaal, opgemaakt op 25 juli 2001. Bij vonnis van deze rechtbank en kamer van 29 januari 2002 is [verdachte 1] veroordeeld tot straf terzake van onder meer: - Afpersing, en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt ge-pleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. - Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. - Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak. - Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Bij genoemd vonnis is, voorzover voor de behandeling van deze vordering van de officier van justitie van belang, bewezen verklaard, dat 2. hij op of omstreeks 28 juni 1999 te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning aan het [straatnaam], met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer ¦ 400,= en een bedrag van onge-veer ¦ 4.000,=, toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag uit een kluis en twee paspoorten en autosleutels, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hieruit dat verdachte en zijn mededaders, na een ruit van een pui te hebben vernield, door de aldus onstane opening die woning zijn binnengegaan, voorzien van een masker en/of bivakmuts, terwijl verdachte of een van zijn mededaders een vuurwapen, in de hand had, waarna door verdachte of een van zijn mededaders werd geroepen "geld, geld" en "de kluis, waar is de kluis" en "ga op de grond liggen" en door verdachte of een van zijn mededaders een vuurwapen werd gericht op die [slachtoffer 2] en verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met plastic strips de handen en voeten van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bijeen heeft/heb-ben gebonden. 3. hij op 5 juli 1999 in de gemeente Heiloo tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan het Hoekstuk heeft weggenomen een portefeuille (inhoudende een geldbedrag van ¦ 1.083,40 aan buitenlandse valuta), toebehorende aan de ABN-AMRO bank NV, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak. 4. hij op 1 oktober 1999 in de gemeente Castricum tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een autobedrijf aan de Soomerwegh (Shell-shop) heeft weggenomen een kluis en een geldbedrag van ¦ 44.345,86, toebehorende aan "Autobe-drijf R.T.C. Baltus BV", waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, door met een auto tegen een glazen pui en tegen de achter die pui staande kluis aan te rijden. 5. hij in de nacht van 30 april 2000 op 1 mei 2000 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen NH, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan het [straatnaam] heeft weggenomen een geldbedrag van ¦ 3.750,=, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak. Het genoemd proces-verbaal terzake van het berekenen van weder-rechtelijk verkregen voordeel met bijlagen, opgemaakt op 25 juli 2001 door M. de Heus, financieel specialist bij de afdeling Recherche Ondersteuning, Divisie Regionale Recherche van de politie Kennemerland, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, houdt ten aanzien van het onder 2. bewezenverklaarde in voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant: Onderzoek en beschrijving strafbare handelingen en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel Volgens de in het zaaksdossier opgenomen aangifte is hierbij een geldbedrag buit gemaakt van ¦ 5.700,=. Uit het onderzoek is niet duidelijk geworden wat de exacte verdeling van de buit tussen [verdachte 2], [verdachte 3], [verdachte 4] en [verdachte 1] is geweest. Derhalve wordt, conform de richtlijn ontneming, het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs verdeeld. Voor [verdachte 1] betekent dit een wederrechtelijk verkregen voordeel van ¦ 5.700,= : 4 = ¦ 1.425,=. Dit proces-verbaal houdt ten aanzien van het onder 3. bewezen-verklaarde in voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant: Onderzoek en beschrijving strafbare handelingen en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel Volgens de in het zaaksdossier opgenomen aangifte is hierbij een geldbedrag buit gemaakt van ¦ 1.083,40. Uit het onderzoek is niet duidelijk geworden wat de verdeling van de buit tussen [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] is geweest. Derhalve wordt, conform de richtlijn ontneming, het wederrechtelijk verkregen voordeel pondsponds-gewijs verdeeld. Voor [verdachte 1] betekent dit een wederrechtelijk verkregen voordeel van ¦ 1.083,40 : 3 = ¦ 361,13. Dit proces-verbaal houdt ten aanzien van het onder 4. bewezen-verklaarde in voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant: Onderzoek en beschrijving strafbare handelingen en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel Volgens de in het zaaksdossier opgenomen aangifte is hierbij een geldbedrag buit gemaakt van ¦ 44.345,86. Uit het onderzoek is niet duidelijk geworden wat de verdeling van de buit tussen [verdachte 1] en zijn twee mededaders is geweest. Derhalve wordt, conform de richtlijn ontneming, het wederrechtelijk verkre-gen voordeel pondsponds-gewijs verdeeld. Voor [verdachte 1] betekent dit een wederrechtelijk verkregen voordeel van ¦ 44.345,86 : 3 = ¦ 14.781,95. Dit proces-verbaal houdt ten aanzien van het onder 5. bewezenverklaarde in voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant: Onderzoek en beschrijving strafbare handelingen en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel Volgens de in het zaaksdossier opgenomen aangifte is hierbij een geldbedrag buit gemaakt van ¦ 3.150,=. Uit het onderzoek is niet duidelijk geworden wat de exacte verdeling van de buit tussen [verdachte 3] en [verdachte 1] is geweest. Derhalve wordt, conform de richtlijn ontneming, het wederrechtelijk verkregen voordeel pondsponds-gewijs verdeeld. Voor [verdachte 1] betekent dit een wederrechtelijk verkregen voordeel van ¦ 3.150,= : 2 = ¦ 1.575,=. De rechtbank neemt deze relazen in voornoemd procesverbaal en de gronden waarop deze berusten, over, maakt die tot de hare en schat het door [verdachte 1] door middel van of uit de baten van de onder 2., 3., 4. en 5. bewezenverklaarde feiten wederrechtelijk verkregen voordeel op ¦ 18.143,08. 4 VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG De rechtbank zal het door [verdachte 1] te betalen bedrag vaststellen op ¦ 18.143,08. 5 GRONDEN VOOR DE VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan het door [verdachte 1] te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel. 6 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de volgende 7 BESLISSING De rechtbank: Stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voor-deel wordt geschat, vast op ¦ 18.143,08. Legt aan [verdachte 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van 8.232,97 Euro ter ontneming van door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, bij niet volledige betaling of niet volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 110 dagen. Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate, voorzitter, mr. A.S. van Leeuwen en mr. L.J. Saarloos, rechters, in tegenwoordigheid van J.S.J. Boekel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 JANUARI 2002.